615.
En... ware het dít slechts! We spreken nu by voorkeur van tehuis afgewerkte, slechts voor te lezen, stukken. Welnu, na énige ondervinding, is hem weldra de ondergane ploertery een vreselyk voorspook van de ploertery die komen zal, en reeds in de schryfcel -waar hy z'n leven slyt zonder ander genot dan 't zoeken naar waarheid, terwyl zyn leerlingen zich verbeesten in het allervulgairst ordinarisme! - reeds dáár werkt het besef noodlottig, dat z'n pogen om met liefde te doen aannemen wat zyn liefde hem dringt mee te delen, ydel wezen zal.
Onlangs las ik het verslag dat een duitse zangeres gaf van haar indrukken gedurende een zogenaamde kunstreis in Nederland. Zy klaagde: dat ze nooit slechter gezongen had. Letterlyk kan ik haar woorden niet aanhalen, doch 't kwam hierop neer: ‘dass es ihr frierte by 't ontmoeten der glaskoude, vissige ogen van haar publiek’.
O, hoe begreep ik die klacht!
En toch klaagde zy slechts over onverschilligheid! Wat zou ze gezegd hebben indien men haar geplaagd had, gesard, mishandeld?
En... zy behoefde niet te scheppen! Ze had maar met 'n klein toe-
*
voegsel van kunstwarmte - of van den auswendig geleerden schyn daarvan - de kunstvaardigheid te hulp te komen, die zy zich eens voor al had eigen gemaakt. Zy behoefde zich niet te vermoeien met de vraag: zou die noot het hart treffen van Huilders? Zou Van Stryen voldaan zyn met dezen triller? Is er kans dat m'n roulade doordringt tot Lasmans hart? Zal ik met dat refrein, overtuiging, vrede, waarheidszin overgieten in de gemoederen myner hoorders?